1614 - De eerste Kapucijnen in Aalst

De Kapucijnen vestigden zich voor de eerste keer in Aalst in 1614. Het klooster en de rechts aanpalende kerk waren gesitueerd op de huidige Graanmarkt aan de rechterzijde van de Kapellestraat, nu Zwarte Zustersstraat, rechts palend aan wat nu het huis De Bolle is, links grenzend aan de stadswallen (nu Vaartstraat) die in de volksmond “de Kapucienenvesten” werden genoemd. Achteraan paalde het aan de site van het huidig atheneum. Op de Ferrariskaart (1771-1778) is de lokale van het klooster met kerk op de huidige Graanmarkt te zien (gele markering in het centrum van Aalst). Helemaal linksonderaan is de locatie van het latere klooster en kerk op de hoek van de toen nog niet bestaande Capucienenlaan en de Sint-Jobsstraat aangeduid. 

FerrariskaartSmall

De Kapucijnen zorgden er voor brood en soepbedeling aan armen, en voor geestelijke bijstand aan zieken en stervenden. In tijden van pest waren er enkele pestpaters die omwille van het besmettingsgevaar afgezonderd leefden van hun gemeenschap. Om verlost te worden van de gesel van de pest werden alle mogelijke heiligen aanroepen, O.L.Vrouw, Sint-Rochus, de heilige man Job (Sint-Jobskapel), Sint-Antonius enz. Novenen werden gebeden en processies gehouden.

In de tweede helft van de achttiende eeuw kwam er echter een reactie tegen het kloosterleven op gang: kloosters en abdijen waren nutteloos voor de gemeenschap, te rijk en te machtig. De kapucijnen echter maakten zich sociaal, religieus en caritatief verdienstelijk in de maatschappij. Bovendien bezaten zij bijna geen materiële goederen, en bleven initieel buiten schot. Maar, kort nadat de Oostenrijkse Nederlanden in 1795 bij Frankrijk werden ingelijfd, werden de religieuze orden opgeheven en uitgedreven. Vele priesters en kloosterlingen moesten onderduiken of vluchten.