Kenmerken van de kloosterorde

De kloosterorde van de kapucijnen of minderbroeders kapucijnen (Ordo Fratrum Minorum Capucinorum) inspireert zich aan de leer van Franciscus van Assisi (Italië) die armoede en een strenge levensstijl voorschrijft.

Dit reflecteerde zich vroeger o.a. in hun kledij. Ze droegen een ruwe, bruine pij met puntige kap (de cappuccio), in de lenden omgord met een witte koord waarin 3 knopen, en liepen blootsvoets (later op sandalen). Het betekende echter ook dat zij geen bezittingen hadden en moesten leven van giften of van hun arbeid, die vergoed werd in natura. Zo had ieder klooster een zogenaamde bedelpater.

Paters kapucijnen kiezen resoluut de kant van de kleinen, en noemen zich daarom minores of minderde broeders. Ze leggen zich toe op gebed, eenvoud van leven, gastvrijheid en dienstbaarheid aan mensen. Volksprediking en catechismus onderricht waren vroeger hun voornaamste taak. Maar kapucijnen leven vooral dichtbij het volk, heel toegankelijk, en trekken zich het lot aan van armen en zieken. Vanaf het begin werkten ze ook in de derde wereld.

Pater Pio is één van de meest gekende kapucijnen. Maar ook bijvoorbeeld Hugo Gérard, een Vlaamse kapucijn.

Franciscus vogelsTauPaxBonumPadre Pio