Neogotisch interieur van de Sint-Antoniuskerk

Ik herinner me nog de eerste keer dat ik als misdienaar gevraagd werd de lichten te gaan aansteken in de kerk. Staande voor het bedieningspaneel, werd ik overdonderd door termen waar ik helemaal niet vertrouwd mee was: hoogaltaar, koor, dwarsbeuk, doksaal, midden- en zijbeuken. Gebouwd als Latijns kruis, wordt het schip van het koor gescheiden door een dwarsbeuk. Aan de ene kant van het schip, is er het portaal, daar waar men de kerk binnenkomt. Aan het uiteinde van de koor daarentegen staat het hoogaltaar. Het schip bestaat uit een middenbeuk of meer specifiek een lichtbeuk met glasramen die uitsteken boven de twee lagere zijbeuken. Het vierkante deel van de kerk waar de dwarsbeuk kruist met het schip en het koor, wordt de viering genoemd. Eén van de dwarsbeuken omvat het doksaal waarop vroeger het orgel stond en ook het zangkoor plaatsnam.    

Het driebeukige interieur van de kerk met zijn bakstenen bogen en een dubbele rij al dan niet blinde vensters langs beide zijden van het schip, eveneens in baksteen omlijst, geeft een lichte en ruime indruk maar ademt tegelijk ook een serene rust en geborgenheid uit. Wanneer de middagzon door de zuidgerichte dwarsbeuk valt, baadt de viering in een warme gloed en danst het licht in de middenbeuk met de met lelies en bladeren getooide pilaren. Zoals onze deken een tijd geleden opmerkte, zijn er precies twaalf pilaren, verwijzend naar de apostelen. De vier zuilen op de hoekpunten van de viering daarentegen symboliseren misschien wel de evangelisten.

[widgetkit id=39]   

Naast een aantal kleinere aanpassingen bij de ingebruikname als parochiekerk is het interieur grotendeels bewaard gebleven. Het grootste gedeelte van de aankleding van de ruimte dateert uit het begin van de twintigste eeuw en is neogotisch van stijl. Typisch voor de neogotiek zijn de vele puntbogen, al of niet met glasramen, maar ook de vierkante pinakels met knopversieringen of kruisbloemen die de biechtstoelen als kleine torentjes bekronen. De meest ingrijpende verandering tov het originele interieur is ongetwijfeld het plaatsen van een volksaltaar in de viering, waaraan de huidige eucharistievieringen plaatshebben. Vroeger echter, werd de H. Mis gediend ter hoogte van het hoogaltaar, wat eigenlijk nog steeds het belangrijkste altaar is van de kerk. De ruimte tussen beide altaren, het priesterkoor, wordt ook nu slechts betreden door de priester en medewerkers van de eucharistie. Het is een veel meer intieme ruimte ingesloten tussen de OLV kapel aan de zuidkant en de winterkapel aan de noordkant, en getooid met een warm-houten gewelf.     

Dat onze kerk oorspronkelijk een kloosterkerk was, is nog steeds zichtbaar, al is het in de details. De halfopenkerk sloot naadloos aan op het voormalige klooster en vanuit de winterkapel konden de paters de Eucharistievieringen bijwonen. Heel wat interieurelementen refereren bovendien naar (bijzondere) kapucijnen: de preekstoel, het devotie-altaar voor Sint-Antonius en voor Sint-Franciscus, Pater Pio, net als de heiligen op het glasraam ter hoogte van het hoogaltaar.