De kerkfabriek

De kerkfabriek wordt in het administratief recht van ons land erkend als een openbare instelling. Dit betekent dat zij een rechtspersoon is van publiekrechtelijke orde. Het brengt anderzijds ook mee dat zij als burgerlijke instelling onderworpen is aan allerlei civiele wetten en administratieve verordeningen.

 

Haar bevoegdheid kan vooral als volgt omschreven worden: het onderhoud en de instandhouding van de kerkgebouwen (of eventueel nieuwbouw), ongeacht de eigenaar, en het beheer van de goederen en de geldelijke middelen, bestemd voor de uitoefening van de eredienst. De kerkfabriek dient te zorgen voor alle tijdelijke middelen die nodig zijn opdat de parochiale eredienst waardig zou kunnen gevierd worden.

 

Dit betekent vooreerst dat de kerkfabriek moet zorgen voor het beheer van de geldelijke middelen die nodig zijn voor een waardige eredienst, o.a. ook door het bijhouden van een accurate boekhouding en het tijdig voorleggen van een begroting (eventueel van een begrotingswijziging) en het opmaken en verantwoorden van de jaarlijkse rekeningen.

Verder is de kerkfabriek verantwoordelijk voor het beheer van het patrimonium, zowel van het roerende als van het onroerende, zowel voor het verwerven als vervreemden, of voor het verpachten of beleggen ervan.

Zij draagt ook de verantwoordelijkheid voor het gewoon en het buitengewoon onderhoud van de gebouwen, zowel voor de gebouwen van de eredienst als deze van het privaatpatrimonium.

Tenslotte legt zij ook de contracten vast voor het personeel dat in opdracht van de kerkfabriek helpt zorgen voor een waardig kader voor de eredienst.

 

De verantwoordelijkheid van de leden van de kerkraad is dus wel groot. Er mag verwacht worden dat zij de kerkfabriek zouden beheren "als een goede huisvader", m.a.w. dat ze het patrimonium van de kerkgemeenschap met evenveel zorg en toewijding zouden behartigen als hun persoonlijke belangen. Een goed beheer veronderstelt ook een goed, en soms zelfs een zakelijk management; nochtans mag men hierbij niet uit het oog verliezen dat dit beheer niet kan of mag gezien worden in functie van winstbejag. Het mag geen doel op zich worden, maar moet steeds gezien worden als een middel om een waardige uitoefening van de eredienst mogelijk te maken.